Geef die collectie van Dubois gewoon terug aan Indonesië

‘Mama? Hoe komt het dat ze hier allemaal dingen uit ons land hebben?’ vroeg de zoon van een Indonesische kennis toen ze eerder dit jaar een bezoek brachten aan Naturalis. Ze hadden zich vooral een beetje verwonderd over de ‘Java-mens’, die in het museum in een stemmige zaal met veel aplomb als topstuk wordt gepresenteerd. Misschien is die aplomb terecht, maar het was mijzelf ook al opgevallen dat het verhaal dat Naturalis vertelt over de collectie van Dubois wel erg diep geworteld is in het klassieke, opgeruimde wetenschapsfascinatiejargon: hier hebben we een fantastische, baanbrekende ontdekking! Gedaan na jaren harde arbeid van een wetenschappelijke grensverlegger! Iemand die door zijn fascinatie, zijn doorzettingsvermogen en zijn vakkennis iets wist te ontdekken dat anderen nog niet hadden gedaan!

Wetenschappelijke excellentie in koloniale context

Blijkbaar is men zich in Naturalis niet bewust van de koloniale context waarin Dubois opereerde – of men hangt het liever niet aan de grote klok. Op de website – die uitgebreid ingaat op het werk van Dubois lezen we slechts: ‘zijn reis voerde naar Java, en laat zien wat een vastberadenheid een wetenschapper moet hebben.’ Alsof het toeval was dat Dubois, als Nederlander, juist op Java terecht kwam, en alsof het allemaal allen maar voortkwam uit vastberadenheid. Je moet goed zoeken naar een kritische kanttekening bij wat, in de grond, toch eigenlijk alleen maar gezien kan worden als een expeditie van koloniale exploitatie.

Dubois kwam in Java door als arts dienst te nemen in het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger. Hij werkte, formeel, in opdracht van het koloniale regime, aan zijn onderzoek, via een officiële concessie. Het werk op zijn opgravingen in Trinil werd gedaan door koelies, en vond plaats in de directe omgeving van Fort van den Bosch in Ngawi, waar Dubois was ondergebracht bij een regiment van het KNIL dat indien nodig bescherming kon bieden. Dit is allemaal informatie die algemeen bekend is, maar bij Naturalis doen ze vrolijk alsof de ontdekkingen van Dubois een eenvoudig voorbeeld zijn van wetenschappelijke excellentie: lang leve Dubois!

De rivier de Solo bij Trinil, waar Dubois in 1891 en 1892 zijn belangrijkste vondsten deed.

Het eerlijke verhaal over ontdekkingen

Waarom zien we het werk van Dubois als een wetenschappelijk avonturenverhaal, en niet als koloniale exploitatie? Waarom wordt de koloniale context van zijn ontdekkingen niet met veel meer nadruk verteld, zowel in het museum, als op de website? Wetenschap staat niet buiten de geschiedenis – de ontdekking van Dubois laat juist precies zien hoe ons wetenschappelijk bouwwerk van vandaag mede rust op kennisontwikkeling die mogelijk werd gemaakt door Europees kolonialisme in een wereld die we in Europa liever wat minder als de onze zien dan eigenlijk zou moeten.

Wij denken in Nederland graag over kennis en kennisontwikkeling als het product van geniale denkers en, eventueel, goed teamwork, maar het verhaal van Dubois laat zien dat ook macht, machtsongelijkheid en exploitatie een fundamentele rol hebben gespeeld aan de basis van ons huidige begrip van de wereld. Het punt is: dat moeten we weten! Als natuurhistorisch museum doe je je vak – en de wetenschap in het algemeen – onrecht als je dit fundamentele feit niet erkent.

De Dubois-collectie was een product van de koloniale bezetting van Java, kwam tot stand onder de directe verantwoordelijkheid van het koloniale gezag en met directe steun van het koloniale leger. Alle kennis die voortvloeit uit deze collectie is daarmee, ten fundamentele, koloniaal, en werd mede mogelijk gemaakt door het Nederlandse koloniale rijk in de Indonesische archipel. Ik snap dat niet iedereen dat wil horen, maar zo simpel is het toch eigenlijk echt wel.

Erfgoed dat je terug moet geven

Het schijnbare gebrek aan kennis van en sensitiviteit voor het Nederlandse koloniale verleden dat spreekt uit de manier waarop in Naturalis de herkomst van de eigen topstukken onder het tapijt wordt geveegd sluit natuurlijk goed aan bij de discussie die deze week is ontstaan omtrent de vraag of de Dubois-collectie teruggegeven moet worden nu Indonesië daarom vraagt.

Mijn antwoord op die vraag is een volmondig ‘ja’: de collectie is waardevol erfgoed die in koloniale context onttrokken is aan het Indonesische bodemarchief – zonder dat Indonesiërs daarin gekend zijn. Dat erfgoed hoort niet thuis bij de voormalige kolonisator, maar in het land waar het vandaan is gehaald. Vanuit mijn perspectief is het bovendien de verantwoordelijkheid van Nederland om op langere termijn financieel zorg te dragen voor het behoud van dit erfgoed – het waren immers Nederlanders die destijds het bodemarchief verstoorden.

Het zou ideaal zijn als het zou lukken om ter plekke een duurzaam kenniscentrum op te zetten dat ook de internationale toegankelijkheid voor onderzoek garandeert, en ook daarin heeft Nederland een langdurige financiële verantwoordelijkheid. Maar het kan niet zo zijn dat we nog moeten gaan soebatten over of Indonesië wel recht heeft op deze collectie. Dat recht zou buiten kijf moeten staan.

Een koloniaal residu om je kapot voor te schamen

Ik heb mij deze week dan ook hogelijk verbaasd aan de moeite die sommige, soms hooggeleerde collega’s, deze week staken in het verzinnen van afleidingsmanoeuvres en schijnargumenten om de claim van Indonesië te delegitimeren: men zou een slechte track record hebben in het conserveren van het materiaal; de toegankelijkheid voor onderzoek zou in het geding komen; het zou niet om ‘roofkunst’ gaan, want dierlijke en menselijke resten zijn geen kunst – en zijn fossielen überhaupt wel roofgoederen? De meest wonderlijke redeneringen stonden gisteren in NRC waar Frank Westerman beweerde dat de collectie van ‘de gehele mensheid’ is en niet ‘uit boetedoening over het koloniale verleden’ teruggegeven zou moeten worden, noch ‘inzet zou moeten zijn van getouwtrek tussen soevereine staten’. Dat komt neer op: ‘de Indonesiërs moeten niet zo zeuren, het is niet van hen, maar van iedereen, en daarom mogen wij in Nederland het gewoon houden’.

Ik hoop dat we snel een verstandiger gesprek gaan voeren – namelijk niet over de vraag of die collectie terug moet, maar over de vraag hoe dat het beste kan, en vanuit het idee dat er een morele plicht is tot een substantiële financiële bijdrage op langere termijn indien Indonesië daarvoor ontvankelijk is. Verder past Nederlandse instituties, en Nederlanders in het algemeen, een grote terughoudendheid om wat dan ook te eisen: Nederlanders hebben gedurende 350 jaar met grof geweld een koloniaal rijk in stand gehouden, en hebben, tachtig jaar na de ondergang van Indië, nog steeds grote hoeveelheden waardevol Indonesisch erfgoed in handen, waarover we in musea triomfantelijke verhalen over Nederlandse wetenschappelijke excellentie vertellen. Dat is, eigenlijk, om je kapot voor te schamen.

Postkoloniale verantwoordelijkheid

Tot slot een persoonlijke noot. Één van de militairen die gelegerd was bij het strafdetachement in Ngawi in de jaren dat Dubois daar werkte was ene Ernest Joseph Ghislain Biver, onderofficier van de infanterie – een buitenechtelijk kind uit Brussel dat via-via in 1884 bij het KNIL was beland, en zodoende carrière maakte. Hij werd in 1889 vanuit Atjeh overgeplaatst naar Ngawi, en werd daar zeven jaar later de vader van mijn overgrootmoeder. Zijn kleindochter, mijn oma, emigreerde met haar gezin in 1954 naar Nederland, maar een aantal van zijn andere kinderen en kleinkinderen zijn in Indonesië gebleven. Het is ondenkbaar dat hij Dubois niet op enigerlei wijze gekend heeft of wist van de opgravingen die daar verricht werden.

Als militair was Ernest Biver onderdeel van hetzelfde koloniale systeem, en dat geeft zijn nakomelingen een bijzondere positie in deze discussie – zeker omdat ze, zonder uitzondering, óók de nakomelingen zijn van Javanen die in dit systeem uitgebuit en vernederd werden – en wiens erfgoed is afgevoerd naar comfortabele musea in een ver Europees land waar Nederlanders er opgewekte verhalen mee vertellen over hun eigen grensverleggende intelligentie. Daarom herhaal ik, met des te meer urgentie: moffel dat ongemakkelijke verleden niet weg, maar geef het een plaats, en geef erfgoed zonder zelfgenoegzaam Eurocentrisch dralen terug aan het land van herkomst zodra men daarom vraagt.

Een iets verkorte en aangepaste versie van dit artikel verscheen op 24 oktober 2022 op de website van NRC: ‘Waardevol Indonesisch Erfgoed hoort in Indonesië

Miko Flohr, 23/10/2022