Wat er mis is met de tendentieuze ondergangsprofetie van Jan van de Beek

Vooruit. Laten we dat hele verdommese artikel van Duk er dan toch nog maar eens bij pakken. U wilde inhoudelijke argumenten, dan kunt u ze krijgen ook. Wat Van de Beek in dit stuk zegt is, om het voorzichtig uit te drukken, een beetje raar. Het gaat eigenlijk al mis in de eerste alinea, als we horen dat aan het eind van deze eeuw ‘miljoenen inwoners zich niet met Nederland identificeren’ en dat Nederland dan een ‘totaal ander land’ zal zijn geworden. Het hele idee dat je met een demografisch (en wiskundig) model kan uitrekenen hoe dit land er over 81 jaar sociaal-cultureel uitziet is volstrekt a-wetenschappelijke lariekoek. Het kan niet. Nu ja, je kan modelleren wat je wil, maar de voorspellende waarde van het model is nihil – de geschiedenis laat zich niet vangen door de wiskunde. If only. Het tweede punt is volstrekt gratuit: natuurlijk zal Nederland er in 2099 totaal anders uitzien dan in 2018. 81 jaar geleden was Nederland ook een totaal ander land dan het nu is, en de wereld van 1937 was onvergelijkbaar met die van 1856.

Variabelen en constanten

De absurditeit van wat Van de Beek probeert te doen wordt duidelijk als je het omdraait: had iemand in 1937 – met de kennis van destijds en de technologie van nu – een demografisch model kunnen maken dat ons sociaal-culturele landschap in 2018 zou kunnen voorspellen? Zelfs zonder oorlog, holocaust en postkoloniale migratie was dat de facto onbegonnen werk geweest. Voor 1856 en 1937 geldt hoegenaamd hetzelfde. In de tweede alinea doet Van de Beek er nog een schepje bovenop als hij uitlegt wat hij zoal aan variabelen in het model stopt:

“Daaruit blijkt dat van de jonge Turken en Marokkanen zo’n tien, elf procent – heel weinig dus – zich primair identificeert als Nederlander. Voor Surinamers en Antillianen liggen die cijfers veel hoger: de helft tot tweederde. Ik heb bovendien gekeken naar het aantal gemengde huwelijken.”

Gaan we voor het gemak even voorbij aan het punt dat ‘zich identificeren als Nederlander’ sociaal-cultureel gezien vaag omschreven en matig indicatief is: Van de Beek neemt deze gegevens dus als constanten mee in zijn model: culturele patronen die je nu kan meten, zijn indicatief voor de rest van deze eeuw. Wolla, Jimmy. Stel je voor dat iemand in 1937 had uitgerekend hoe de demografische verhouding tussen protestanten en katholieke zich zou ontwikkelen tot en met de vroege eenentwintigste eeuw, niet gehinderd door enige kennis van de massale ontkerkelijking die na de oorlog zou optreden! Voor gemengde huwelijken geldt hetzelfde: het is onmogelijk te voorspellen hoe de generatie die nu kleutert zal gaan huwen – en Van de Beek bakt een model dat aannames doet over huwelijkspatronen van de kinderen van onze kleuters. Mijn grootmoeder groeide op in een protestants gezin en trouwde in 1939 met een katholieke man—dat is destijds niet onopgemerkt voorbijgegaan, maar die dingen veranderen, en ze doen dat op een manier die niet te voorspellen is, en niet te vangen in wiskundige modellen.

In steen gebeitelde etnische identiteiten

Het is dan ook volslagen absurd dat Van de Beek – we zijn inmiddels in alinea 3 – veronderstelt dat waar ‘Indonesiërs’ (Indische Nederlanders, thank you very much), Surinamers en Antillianen ‘volledig op gaan in de samenleving’ dit voor Turken en Marokkanen fundamenteel anders zou zijn en ook de komende eeuw zo zal blijven. Van de Beek onderschat denk ik de etnische identiteit van de eerstgenoemde groepen, en overschat die van de tweede, maar het echte probleem zit in de aanname dat dit allemaal in steen gebeiteld zou zijn. Als ik als ‘universitair docent’ even de betweterige classicus uit mag hangen: πάντα ῥεῖ καὶ οὐδὲν μένει. Van de Beek maakt aannames over de toekomst die op geen enkele manier, vanuit geen enkel verleden te verantwoorden zijn.

Het wordt nog erger. De vierde alinea brengt ons de bewering dat miljoenen (!) Nederlanders deel uit zullen gaan maken van ‘transnational communities’ en de claim dat in 2060 13-16% van de Nederlanders moslim zal zijn, van wie 70% ‘de sharia boven onze wetten stelt’. Het percentage moslims dat Van de Beek noemt is aanmerkelijk hoger dan de 10% die Joop de Beer van het   Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut onlangs in NRC noemde, maar vooruit. Wat absurd is, is de aanname dat de religiositeit en de religiebeleving voor de Nederlandse moslims van 2060 te voorspellen is op grond van gegevens uit 2018 – alsof 2018 te voorspellen was op grond van gegevens uit 1976 (hallo, 2001).  Bovendien is religie niet alles – er is ook nog zoiets als taalbeheersing. Hoe zich dat gaat ontwikkelen, laat zich ook maar matig modelleren, maar het schijnt dat men bij de Marokkaanse WK-selectie momenteel onderling Engels spreekt – bij gebrek aan gemeenschappelijke taal. Wat nog absurder is, is dat Van de Beek dit soort selectief gegoochel gebruikt om zich – zonder intrinsieke aanleiding – af te vragen of onze ‘liberale democratie’ wel houdbaar is. Het een volgt totaal niet uit het ander, tenzij je dat graag om ideologische redenen zo voor je ziet.

Westerling worden

Ik kan zo nog doorgaan, alinea na alinea, en het probleem is steeds hetzelfde: Van de Beek kneedt zeer fluïde gegevens uit het heden tot een volledig gefixeerd toekomstbeeld en roept heel hard ‘zie je wel!’. Ironisch genoeg is precies het met veel nadruk genoemde onderzoek van het SCP dat laat zien dat (jonge) Turken en Marokkanen religieuzer worden de nagel aan de doodskist van het hele verhaal: het laat zien dat religiositeit niet stabiel is, maar aan verandering onderhevig. Het is totaal onvoorspelbaar hoe deze trend zich zal ontwikkelen over langere termijn, en over meerdere generaties.  ‘Veel asielzoekers willen helemaal geen westerling worden’, benadrukt Van de Beek omineus. Zelfs als dat nu zo is, dan nog is het onvoorspelbaar hoe dat doorwerkt in de tweede en derde generatie, in een wereld die zich zal blijven veranderen. Mijn opa wilde bij zijn noodgedwongen vertrek uit Indonesië in 1954 ook helemaal geen Nederlander worden, maar zo snel mogelijk naar de Verenigde Staten van Amerika. Het is er nooit van gekomen, en vervolgens nam het leven zijn loop.

We moeten af van dat simplistische, dommige discours waarbij ‘cultuur’ een onveranderlijke, in beton gegoten molensteen is die je fluks, met een halve zin en een rekensommetje voor eeuwig kan verankeren aan hele volksstammen. Dat geldt al helemaal voor zoiets als ‘Nederlanderschap’, en voor de betekenis die je hecht aan de beleving van dat Nederlanderschap voor het functioneren van dit land. Van de Beek maakt een heel punt over de mate waarin de niet-westerse allochtonen van over drie generaties zich zullen identificeren als ‘Nederlander’. Als man, Indo, Brabander, Nijmegenaar, Wassenaarder, Oxfordenees, ‘universitair docent’, progressieveling, classicus, oudhistoricus en archeoloog vind ik labeltjes best belangrijk. Maar nog belangrijker lijkt me dat we in 2060 gewoon een beetje normaal samenleven in Nederland, ons aan wetten houden, de buit een beetje eerlijk verdelen, nog niet door de zee verzwolgen zijn, en het verdomme gewoon een beetje gezellig hebben met elkaar. Of dat allemaal afhangt van identificatie met het Nederlanderschap, en of je dat ooit in een statistisch model kan vangen, waag ik sterk te betwijfelen.

 

Miko Flohr, 15/06/2018